Sint-Jacobuskerk in Týn nad Vltavou
De kerk werd in de tweede helft van de 13e eeuw gesticht door bisschop Tobiaš van Bechyně.
De oorspronkelijke patroonheilige was Sint-Christoffel, maar in 1569 werd de kerk uitgebreid en gewijd aan Sint-Jacobus de Meerdere. Verdere verbouwingen vonden plaats in 1702, toen aan de kant van het marktplein de Sint-Barbarakapel werd toegevoegd, met een crypte eronder voor vooraanstaande stadsfunctionarissen. In 1717 werden barokorgels geïnstalleerd, die in 1777 werden aangepast – het zijn een van de best bewaarde barokinstrumenten van Tsjechië buiten Praag.
In augustus 1753 gaf keizerin Maria Theresia, na haar bezoek aan de kerk, opdracht tot een ingrijpende verbouwing. Het schip werd vergroot, de kerk kreeg een barokke uitstraling en er werd een toren met klokkentoren aangebouwd. In 1759 werd een zijaltaar gewijd aan Sint-Jozef toegevoegd. De grondige veranderingen werden voltooid in 1763. Op de hoofdgevel werden beelden geplaatst van Sint-Jozef, Sint-Jacobus en Sint-Barbara.
Het interieur heeft zijn originele barokke meubilair behouden. Het hoofdaltaar is geschilderd door de jezuïetenkunstenaar Ignác Raab. Zijn ordebroeder Süsmayer is de maker van het doopvont met opvallende beelden van de Verloren Zoon en Maria Magdalena, alsook de preekstoel en andere decoraties. Nabij de sacristie-ingang werd een originele fresco uit de 16e eeuw ontdekt, die het Lijden van Christus toont samen met de wapenschilden van de families Cabelický en Úšava. Onder deze fresco bevond zich de ingang van de familiegrafkelder van de Cabelický, waarvan de gebeeldhouwde grafsteen zich nu onder het koor bevindt.
Van het oorspronkelijke kerkhof is alleen een deel van de terrasmuur onder de kerk bewaard gebleven. De beelden langs de trap stellen Sint-Franciscus Xaverius en Sint-Norbertus voor. Het Mariabeeld voor de Barbarakapel markeerde oorspronkelijk de ingang van de begraafplaats. De kerk werd in de loop der jaren meerdere keren gerenoveerd, maar onderging sindsdien geen ingrijpende wijzigingen meer.
