Kasteel Orlík nad Vltavou

De eerste schriftelijke vermeldingen van Orlík dateren uit 1230–1251, tijdens het bewind van Wenceslaus I. In de archieven wordt een tolkantoor aan de Moldau bij Orlík genoemd – toen nog slechts een houten vesting op een steile rots, als een arendsnest (vandaar waarschijnlijk de naam). Bronnen uit 1287–88 tonen aan dat Orlík tot het koninklijk bezit van Wenceslaus II behoorde. Het land werd toen namens de jonge koning bestuurd door Záviš van Falkenstein. Zdislav van Sternberg wordt genoemd als burggraaf van Orlík.

Aan het einde van de 13e en het begin van de 14e eeuw werd Orlík verbouwd tot een stenen gotisch kasteel, dat diende als bestuurscentrum van de koninklijke macht. Het bleef in koninklijk bezit tot 1357, toen keizer Karel IV het in leen gaf aan zijn kanselier Dietrich van Portic, op voorwaarde dat hij een koninklijke garnizoen onderhield – waarschijnlijk als beloning voor zijn rol in Karel’s keizerskroning in Rome. Dietrich droeg het kasteel echter spoedig over aan zijn neef, de burggraaf van Vyšehrad in Praag – het is onduidelijk waarom.