Soběslav – Historisch centrum
Een stad van de Rožmberk-dynastie met overblijfselen van vestingmuren en een kasteel.
Tussen de velden en weiden ligt deze stad zo bescheiden dat je haar bijna zou missen – ware het niet voor de hoge kerktoren die van verre zichtbaar is. Soběslav is nauw verbonden met het adellijke geslacht Rožmberk, vooral met de laatste, Petr Vok, die hier een universiteit stichtte die moest concurreren met die van Praag (wat mislukte), en een huis schonk aan de hofdame van zijn vrouw, Zuzana Vojířová. De stad ontstond vermoedelijk in de 12e eeuw.
Volgens een legende woonde hier ooit een kluizenaar die, toen een Tsjechische prins hem vroeg waarom hij zo luid met de klok luidde, antwoordde: “Ik vier mezelf” (Sobě slavím). Zo zou de stad aan haar naam gekomen zijn. In werkelijkheid werd ze waarschijnlijk gesticht door de Vítkovci, die het gebied beheersten. In de middeleeuwen was de stad ommuurd met een drievoudige vestingmuur, waarvan nu nog delen zichtbaar zijn. In de noordwesthoek stond een kasteel, waarvan alleen de toren Hláska is overgebleven, nu met een moderne bibliotheek.
Je vindt hier geen wirwar van steegjes zoals in Tábor, maar wel een mooi en ruim plein waar jaarlijks een blaasmuziekfestival plaatsvindt. Het Blata-museum is gevestigd in het renaissancehuis Smrček én in het huis van Zuzana Vojířová – nu het Rožmberk-huis. In Soběslav staan bovendien drie indrukwekkende kerken.
De grootste is de kerk van Sint Petrus en Paulus, met de hoogste toren in de regio Toulava – die net als de toren van Pisa een beetje scheef staat. Het uitzicht reikt bij helder weer tot aan het Šumava-gebergte. De gotische schoonheid van de oudere Sint-Vituskerk naast het 15e-eeuwse stadhuis met rode gevels spreekt ook tot de verbeelding. De met houten shingles bedekte Sint-Marcuskerk doet nu dienst als kunstgalerij. En wie zich nog de naaimachines van het merk Lada herinnert: die werden hier in Soběslav geproduceerd.