Stadhuis van Tábor
Het stadhuis van Tábor behoort tot de belangrijkste laatgotische monumenten in Tsjechische steden.
Er is een gotische zaal met een ruiterstandbeeld van Jan Žižka. Op de toren bevindt zich het astronomisch uurwerk van Tábor met slechts één wijzer.
Het gebouw was het belangrijkste openbare bouwwerk in Tábor, waar de gemeenteraad vergaderde, recht werd gesproken en belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden. Het stadhuis symboliseerde het prestige en de status van de stad binnen het koninkrijk.
De bouw begon waarschijnlijk begin 16e eeuw na de sloop van drie huizen aan de westzijde van het plein. De vier vleugels omsluiten een binnenhof en openen zich met een ruime zaal met spitsbogen naar het plein. De grote zaal – ook wel ‘paleis’ genoemd – is het waardevolste historische interieur van de stad. De gewelven rusten op de zijwanden en twee veelhoekige zuilen. Twee hoofden op een sluitsteen stellen volgens traditie Jan Žižka en Prokop Holý voor.
Architect en steenhouwersmeester Wendel Roskopf, mogelijk afkomstig uit Lužnice, wordt gezien als de ontwerper. Zijn naam en steenhouwersmerk staan op het stadswapen met jaartal 1515–1516. De bouw werd rond 1521 voltooid. In de 17e eeuw werd het beschadigde gebouw barok herbouwd door Antonio de Alfieri. In 1878 probeerde Josef Niklas het gotische karakter te herstellen – zijn werk vormt deels de basis voor het huidige uiterlijk.
Op de begane grond is de ingang tot het netwerk van ondergrondse gangen. De zalen worden nu gebruikt voor het Hussietenmuseum en culturele evenementen. Er zijn kunstwerken te zien met verband tot Tábor en hussitische thema’s, evenals een kleine galerie van František Bílek (1872–1941), een kunstenaar uit Chýnov.
Het gebouw huisvest het Hussietenmuseum en de ingang tot de catacomben.